Hij wilt niet

Ik ben begin dertig, het is begin van de middag en het is me zojuist begonnen te dagen: ik ben in het trotse bezit van een generatiekloof.

Die ochtend was er nog niets aan de hand geweest. Er zat weliswaar tien jaar tussen mij en de studenten die ik voor hun bijbaantje had moeten inwerken, maar ik achtte mezelf niet noemenswaardig volwassener. Wist ik veel dat ‘s middags alles zou veranderen.

Wat er gebeurde? Ik verbeterde een van de studenten op een kleine maar gênante taalfout: ‘hij wil’. ‘Nee’, antwoordde ze zelfverzekerd, ‘het is derde persoon enkelvoud. Dan is het stam + t: hij wilt.’ Ik legde geduldig uit dat het werkwoord ‘willen’ een onregelmatige vervoeging heeft, en dat het echt ‘hij wil’ moet zijn. Nou, dat had ze dus echt nog nóóit gehoord. En haar blik verraadde dat ze er niets van geloofde ook.

Een jonger persoon die je aankijkt alsof je het uitsterven van de mastodont persoonlijk hebt meegemaakt, dat is hoe de generatiekloof zich opent. Maar om de kloof onherroepelijk te maken, is nog iets anders nodig. Namelijk dat je denkt, voor het eerst in je leven: ‘ze leren tegenwoordig ook niks meer op school.’ Dat of gedachten van soortgelijke strekking. Het kan ook over muziek of omgangsvormen gaan, zolang dat woordje ‘tegenwoordig’ er maar in zit. En dan is het gedaan. De kloof is definitief.

Wat je aandacht geeft groeit, en dat geldt al helemaal voor ergernissen. Dus in de jaren die volgden hoorde en zag ik het ‘hij wilt’ steeds vaker voorbijkomen. Het wiltvirus sloeg wild om zich heen en maakte geen onderscheid tussen rang en stand, afkomst of achtergrond. Wel had het een overduidelijke afkeer van ouderdom: alleen jongeren – pakweg iedereen onder de dertig – bleken er vatbaar voor.

Lange tijd koesterde ik de hoop dat ‘hij wilt’ een tijdelijke taalverloedering zou zijn. Dat we met vereende krachten de ondergang van de beschaving zouden afwenden door er bij iedereen in te prenten dat het ‘hij wil’ is, en niet anders.

Die illusie werd me ontnomen tijdens een lezing over taalkwesties door neerlandicus Wouter van Wingerden. Wouter heeft zich over de wilsbekwaamheid van de Nederlander gebogen en concludeerde:

Van de zestigplussers geeft in de enquête nog 82% aan dat ze ‘hij wilt’ echt fout vinden. Van de dertigminners nog maar een minderheid: 42%. De acceptatie van ‘hij wilt’ groeit dus.

De toehoorders, een gemêleerd gezelschap van taalnazi’s en spellingsfetisjisten, verzetten zich hevig tegen deze trend. ‘Geef het op’, reageerde Wouter nuchter. We hadden hier niet te maken met taalverloedering, meende hij, maar met taalverandering. Wat ik al jaren zag als nobel verzet tegen een al te onachtzame omgang met de Nederlandse taal, was dus eerder een vorm van donquichotterie.

En dat is de derde en laatste stap van een zich vormende generatiekloof: de acceptatie, die de kloof onoverbrugbaar maakt. Maar het is me een brug te ver. Ik kan het niet accepteren. Ik zal ‘hij wilt’ nooit over m’n lippen kunnen krijgen, of uit m’n toetsenbord. Om mezelf een neologisme te veroorloven: ik wilt niet. Ik zal nooit wilten.

Er is maar één manier waarop ik ooit vrede kan hebben met ‘hij wilt’. En dat is wanneer mensen aan gene zijde van de generatiekloof naar me wijzen en zeggen: ‘Hij daar, hij wilt niet.’

Remy
Copywriter. Speelt de verwoorde onschuld.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.