Het begint al twee uur voordat de zon opkomt en gaat met tussenpozen de hele dag door. Kenners omschrijven het als ‘prachtig fluitende en rollende zang’. Ik weet het niet, het klinkt meer als een doorgedraaide jazzmuzikant met een heel hoog blokfluitje. En de decibellen van een opstijgende straaljager.
Het volume dat zo’n beestje uit z’n longen weet te persen is ronduit bewonderenswaardig. Gekmakend ook, zo vlak naast je hoofdkussen. Tenminste, dat dacht ik toen ik na drie kwartier woelen het balkon op stommelde om te kijken waar de herrie vandaan kwam. Het bleek ruim vijftig meter van het slaapkamerraam. Daar zat ‘ie, tartend in het ochtendgloren op een hoge boomtak.
Waarom dat zo vroeg moet? Ze hebben erover nagedacht: vroeg in de ochtend is het vaak nog windstil en vochtig. Het geluid draagt dan lekker ver en gaat mooi gelijkmatig alle kanten op.
Waarvan akte.
Kijk, zo’n merel doet ook maar gewoon z’n werk. Die ‘prachtig fluitende en rollende zang’ is voor een zangvogel wat het opgelichte pootje is voor een hond: een manier om zijn territorium af te bakenen. Bovendien moet het vrouwtjes aantrekken. Daarin lijkt deze merel tot dusver niet geslaagd, en het is al begin mei. Misschien houden merelvrouwen niet van jazz.
Zo word ik dus al een aantal weken twee uur voor zonsopgang gewekt. Ik leg de schuld overigens bij een bepaalde fabrikant van consumentenelektronica uit Eindhoven. Die vond het nodig om het geluid van een swingende merel in mijn Wake-up Light te verstoppen. Een deuntje dat zich inmiddels in mijn bioritme heeft verankerd. Probeer dan nog maar eens door een bronstig merelmannetje heen te slapen.
In de binnentuin waar mijn kantoor aan grenst zit er ook eentje. Een paartje zelfs. Andere merel, ander geluid, zelfde verhaal. ‘Schel alarm en zeer hoge andere roepen’, aldus de kenners. En daarmee hebben de kenners geen woord te veel gezegd. De afgelopen week klonk dat ‘schelle alarm’ zo vaak dat ze erin leken te blijven steken. Een bijzonder hoog en hard geluid waartegen enkelglas en concentratievermogen niet opgewassen zijn.
Ze deden het ook als er geen kat was, dus ik had eigenlijk al geconcludeerd dat deze merels niet helemaal spoorden. Herrie om niks. Relmerels.
Tot ik zag hoe ze een ekster aanvielen. Waarom werd me al snel duidelijk: die ekster ging ervandoor met een mereljong. De ekster pakte het kuiken, vloog er een stukje mee en werd dan aangevallen door beide ouders. Dan liet hij het inmiddels levenloze vogeltje achter en vluchtte een boom in, om het even later weer in z’n snavel te nemen. Dat ging zo een paar keer door tot de ekster met prooi en al de binnentuin had verlaten.
Vandaag staat het raam open en ik heb ze nog geen een keer gehoord. Die rotekster zal toch niet alle jongen hebben geroofd? Je staat er niet bij stil, maar in onze tuinen, sloten en parken vinden iedere dag de gruwelijkste veldslagen plaats. Jongen moeten worden beschermd, rovers weggejaagd, territoriums verdedigd. Gevechten op leven en dood.
En ik maar klagen over m’n gebrekkige nachtrust.