Eigenlijk durf ik dit blog niet te schrijven. Het gaat namelijk over het afschaffen van kerst. Van de kerstman. Van sinterklaas. En vooruit: ook van oud en nieuw.
De pepernoten liggen al in de schappen terwijl het mooiweerzweet nog langs de bilnaad gutst. Kerstbomen meren eerder aan dan de stoomboot. Daarover klagen is al net zo onlosmakelijk met de traditie verbonden als goedheiligman en omgehakte naaldboom. Onder die boom vind je trouwens steeds vaker verlate sinterklaascadeaus in plaats van een kerststal. Weer iets om je over op te winden.
Om met die jaarlijkse bomenmoord te beginnen: dat doen we hier pas sinds halverwege de negentiende eeuw. Dus pak ‘m beet 1850. Afhankelijk van wie je het vraagt, is het overgewaaid uit Polen of Duitsland. Bovendien is het van oorsprong niet per se een kerstboom. Want de kerken in ons verzuilde landje stonden niet bepaald te springen om deze onchristelijke toevoeging aan hun feest.
Sinterklaas vieren we in z’n huidige vorm ook pas sinds die tijd. De gegoede burgerij in de steden vond dat het volk dit bedelfeest (arme mensen hadden toestemming om te bedelen) veel te liederlijk vierde. Het moest van de straten naar de huiskamer. Daar kon het mooi gebruikt worden om kinderen gehoorzaamheid en ijver bij te brengen. Onderwijzer Jan Schenkman bedacht de attributen die we nu kennen: een stoomboot uit Spanje, een (toen nog naamloze) knecht, en de stichtelijke liedjes over zoete kinderen. Pakjesavond? Da’s van na de oorlog.
Over Sinterklaas gesproken: die stond waarschijnlijk model voor Santa Claus, die in de negentiende eeuw werd uitgevonden. De slede en de rendieren stammen bijvoorbeeld uit een gedicht dat in 1823 werd gepubliceerd. En het uiterlijk van de kerstman danken we grotendeels aan een reclamecampagne van Coca Cola in de jaren 30 van de vorige eeuw.
Vuurwerk? Dat gaat inderdaad terug tot de vijftiende eeuw. Maar het gebruik doofde uit en in de negentiende eeuw deed eigenlijk niemand meer Russische roulette met z’n vingers. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam deze traditie mee met de Indiëgangers. Die schriftelijke nieuwjaarswensen gaan wat langer terug: daar begon de upper class mee in de achttiende eeuw.
Conclusie: we doen maar wat. Het zijn geen oeroude gebruiken, ook al gaan ze daar misschien op terug. Ze zijn niet ontstaan maar uitgevonden. We make it up as we go along. Daarom wil ik iets radicaals voorstellen: doe met de feestdagen gewoon wat je leuk vindt. Niet wat hoort. Want er is niets wat hoort.